India

 

Het “First Asian Leprosy Congress” wordt in Agra, India gehouden en valt samen met de eindbespreking van één van onze projecten, dus op naar Agra…

Dag 1: Service kan ook te ver gaan...Detail van een pilaar in Agra Fort
Dag 2: Een kijkje op een Indiaas perron
Dag 3: De eerste dag van het congres
Dag 4: Een buffet met gevolgen
Dag 5: You give me your watch, yes?
Dag 6: Met de riksja
Dag 7: Agra Fort
Dag 8: De Taj Mahal
Dag 9: Het droefste restaurant van de planeet

 


Dag 1

Via Frankfurt vlieg ik met Lufthansa naar Delhi. Twee maaltijden, twee films, een “medical emergency” die gelukkig opgelost wordt en wat bladzijden in mijn boek van Roddy Doyle later landen we keurig om kwart over 1 ’s nachts in Delhi.

En dan begint de “Delhi struggle”: de rij bij de paspoorten is lang en beweegt ongeveer niet. Als alle Indiërs door de douane zijn, mogen we bij hun rijen gaan staan en dan beweegt het in 1 keer wel. Ik wissel 100 dollars in lokale rupees (46 voor een dollar en dat in briefjes van 100 = een heel pak geld) en stort mij dan in de rugbyscrum bij de lopende band. Het is toch ongelofelijk wat mensen allemaal meeslepen, maar uiteindelijk heb ik dan mijn koffer, loop door de bagagecontrole en zie mijn naam op een bordje staan. Het is inmiddels wel kwart over 2 ’s nachts geweest… De hele boel gaat in een taxi en we rijden naar het poepchique Radisson Hotel.

Het hotel is een beetje te chique naar mijn zin: ze doen zo hun best dat het ook weer niet goed is. Bovendien moet ik nog een kwartier op mijn kamer wachten (Of ik ondertussen iets wilde drinken? NEE! Koffie misschien? NEE! Een sandwich? FLIKKER OP, IK WIL SLAPEN!!), maar uiteindelijk mag ik om 3 uur naar binnen. Uitkleden, douchen, oordoppen in (er loopt een grote weg met hele grote vrachtwagens langs de deur) en slapen maar.

 

Terug naar het begin


Dag 2

Ik had gevraagd of ze me om 9 uur wilden wekken, maar om 8 uur gaat de telefoon: de taxichauffeur. Shit… Ik had expres pas om half 12 de trein gereserveerd om nog een beetje te kunnen slapen. Snel aankleden, alles in koffers en tassen proppen en naar beneden. Daar blijkt de chauffeur – voorzien van een indrukwekkende snor, een even indrukwekkende oranje tulband en een minder indrukwekkende Engelse woordenschat en uitspraak – inderdaad “nogal vroeg” te zijn: 2 uur te vroeg om precies te zijn. Soms kan service ook te ver gaan, en daar lijken ze hier nogal last van te hebben. Dus terug naar mijn kamer, waar ik mijn dagboek bijwerk, keurig om 9 uur “gewekt” word, een douche neem en dan beneden ga ontbijten.

Na het uitchecken zit ik om tien uur in de taxi. Ik krijg mijn kaartjes en dan blijkt dat het reisbureau eigenhandig een latere trein voor mij gereserveerd heeft. De taxichauffeur rijdt naar het kantoortje, maar die zeggen dat het klopt. Zucht… We rijden door het verkeer van Delhi, dat op dit tijdstip niet echt druk maar wel erg luidruchtig is. Het is een grote, grauwige stad met veel vuilnis, wat heilige koeien en overal sloppenhuisjes. Om kwart voor 11 ben ik op het station, klaar voor de 2½ uur wachttijd voor de trein van 12.50 vertrekt. Ik word naar perron 5 verwezen en daar ga ik maar op een bankje zitten wachten.

Gelukkig is er veel te zien. Ik word permanent lastig gevallen door schoenpoetsers. Dat is ook wel een beetje mijn eigen schuld, want de lekkere vette IJsselklei van de wandeling Deventer-Zutphen zit nog in ruime hoeveelheden aan mijn wandelschoenen. Ik heb alleen even gewoon geen zin in een “shoeshine”, ook niet voor 10 rupees, dus ze hebben pech. Er loopt ook een man met kettingen en sloten en na 4 keer is het nog steeds moeilijk te begrijpen dat ik dat niet wil. Er komt een bedelaar aan, die mijn 2 rupees dankbaar aanneemt, maar de 0,2 rupee van mijn buurman te weinig vindt. De halve rupee van de vrouw daar weer naast wordt wel geaccepteerd. Eén rupee is dus voortaan genoeg. Naast het bankje is een kraan, waar iedereen komt drinken, zich wassen en waterflessen vullen. Er zitten mooie zwarte vogeltjes met oranjerode snaveltjes en als ik mijn dia’s te voorschijn haal om mijn praatje voor het congres te oefenen vallen mijn buren van verbazing en nieuwsgierigheid zowat van de bank. Ik leg uit dat het voor lepra is, wat de nieuwsgierigheid enigszins bevredigt.

Om even over twaalven komt de trein al binnenrijden. Een enorme kluit mensen holt naar de voorste twee wagons, omdat dat de opslagplaats voor goederen is. De wagon daarachter is A1, de wagon waar mijn stoel zou moeten zijn. En inderdaad wordt er door een meneer met een grote fles lijm een computeruitdraai op de wagon geplakt, waar opstaat wie waar zit. Da’s pas goed geregeld.

Binnen heb ik twee stoelen voor mezelf alleen en een ventilator waait koelte toe. Ziet er niet slecht uit, alleen jammer dat ik geen eten bij mij heb en de met grote regelmaat aangeboden gefrituurde baksels durf ik (bang voor Delhi belly) toch niet aan. Gelukkig heb ik op gisteren – heel Hollands – de chocoladecake in het vliegtuig in mijn handbagage gestopt, dus die noodvoorraad kan meteen aangesproken worden. Ik pak mijn computer om mijn dagboek bij te werken en dat komt mij op bewonderende blikken van de wagonbediende te staan, die ongegeneerd over mijn schouder staat mee te kijken.

De trein vertrekt keurig op tijd. Het reizen per eersteklas trein is uitermate comfortabel. Ik bouw mijn 2 stoelen om tot 1 bed en ga eens lekker liggen suffen op het hoofdkussen dat bij de prijs inbegrepen was. Beetje doezelen, beetje in de zon liggen en een klein beetje lezen. Door de zonwerende voorzetramen is het uitzicht bekrast en gelig, maar verder lijkt het ook niet echt spectaculair. Het is het droge seizoen en zo ziet het er buiten ook uit. Overal zijn – nu kale - rijstvelden, ieder hoekje wordt gebruikt. Verder klopt mijn beeld van India wel met wat ik nu in de werkelijkheid zie: wat een armoede. Volgens mij heb ik nog nooit zoveel sloppen gezien, niet alleen in Delhi, maar ook in de plaatsen die we onderweg passeren. Hele kleine hutjes van modder die geheid wegspoelen tijdens de moesson, met een ingang waar je alleen kruipend in kan en liggend op of tegen vuilnisbelten en daar wonen dan hele families in. Of gewoon een muurtje van losliggende stenen met een stuk plastic erover.

Om 4 uur ben ik in Agra (223 kilometer in 3 uur en 10 minuten, niet slecht) en word meteen besprongen door een taxichauffeur. Voor 100 rupees brengt hij me naar het Mansingh Palace hotel. Het inchecken gaat heel wat sneller dan vannacht en zo sta ik om half 5 in mijn kamer voor de komende week: een wat somber vertrek met wel een riante hoeveelheid vloer, maar vrij weinig kastruimte. Ik pak mijn spullen uit en ga dan het hotel verkennen. Het zwembad ziet er niet slecht uit, dat ga ik morgenochtend maar eens proberen. Vervolgens ga ik wat eten en drinken in het restaurant en dan weer terug naar mijn kamer, waar ik wat lees en suf.

Om kwart over 7 ga ik weer naar beneden. Het restaurant gaat pas om half 8 open, dus eerst maar een colaatje gevolgd door kip, nan en lassi. In de hal staat een meneer in traditioneel kostuum een sitar door te zagen terwijl zijn kleine jongen of meisje (dat kan ik onder alle lagen make-up niet zien) erbij staat te dansen. Kinderarbeid heet dat bij ons. In de eetzaal zitten een zanger en een trommelaar, terwijl buiten de stereo staat te blèren voor het verjaardagsfeestje van iemand. Kortom, de stilte en harmonie zijn ver te zoeken. Om kwart voor 9 taai ik af naar mijn kamer. Ik kijk wat tv en ga dan om half 10, uitgeput, naar bed. Buiten wordt er geloof ik nog muziek gemaakt en zelfs vuurwerk afgestoken, waarschijnlijk voor het verjaardagsfeest, maar het kan me allemaal niet boeien.

 

Terug naar het begin


Dag 3

’s Nachts word ik wakker van de hitte. Op de tast doe ik de fan aan en val weer in slaap. Om half 7 ben ik echt wakker, dus dan maar gewoon onder de douche en ontbijten. Vader en kind met de sitar staan weer de boel te vermaken. Moet dat kind niet naar school?

Het is onduidelijk of er een bus komt die ons naar het congrescentrum zal brengen, maar om 10 over 10 verschijnt er dan toch een bus die ons luid toeterend naar het Jaypee Palace Hotel brengt. Onderweg kunnen we het alledaagse leven in India bewonderen en krijgen bovendien nog vanuit de verte een glimp van de Taj Mahal te zien. Het Jaypee Palace Hotel is een gigantische gebouw gelegen in een hele grote tuin, maar die is helaas zo midden in het droge seizoen niet op z’n mooist. Het inchecken gaat wonderbaarlijk efficiënt en zo ben ik 2 minuten later de trotse eigenares van een gigantische tas waar mijn computertas integraal in kan. Verder nog de gebruikelijke troep zoals een pen, een schrijfblok en een button die zegt dat lepra te genezen is. Alsof we dat al niet wisten.. Verder zitten er een sleutelhanger en een briefopener in die gemaakt zijn door Indiase gehandicapten, dat is wel weer leuk. Op het randje van een grote fontein kijk ik het programma door en ga dan de poster van mijn collega ophangen. Dat is weer lekker georganiseerd: niks borden met nummers erop, gewoon grijpen wat je grijpen kan. Dus dat doe ik maar en geef daarna het restant van mijn punaises aan een minder goed voorbereide Indiër.

En dan kan de openingsceremonie beginnen met de gebruikelijke blabla, het toezingen van de Godin van de Wijsheid (en dat bij een congres georganiseerd door de christelijke lepramissie), een hele serie nietszeggende toespraken met als hoogtepunt die in Hindi van de minister van één of ander vaag ministerie (hoe verzinnen ze die toch altijd weer in ontwikkelingslanden?), gevolgd door het Indiase volkslied. En dan is het tijd voor de lunch…

Bij inlevering van een bonnetje ontvang je een bord waarmee je eten kunt halen bij de buffetten die keurig staan opgesteld rond een heel groot grasveld met in het midden een enorme overdekte tentachtige ruimte. Dat is ook de enige manier om 1300 mensen van eten te voorzien en het nog enigszins overzichtelijk te houden, maar je moet wel snel zijn anders sta je toch nog eindeloos in de rij. Ik vind een plaatsje in de schaduw van een struik, want staand eten heb ik een hekel aan. Het eten is heerlijk, alleen jammer dat er nergens frisdrank te krijgen is. Ik neem een glas water in de hoop dat het in zo’n duur hotel koosjer is. Ik twijfel een beetje omdat het in grote karren met ijs wordt aangevoerd en ik (nadat ik het opgedronken heb) zie dat de meeste Indiërs het gebruiken om hun handen mee te wassen.

Na afloop rijden we – luid toeterend – met de bus terug naar het hotel. Ik zwem 21 baantjes in het uitgestorven zwembad, douche, ga wat drinken en vervolgens wat eten. Het eten is heerlijk: lekker pittige lamsprut met rijst. Bovendien neem ik een nan, want die vind ik zo lekker! Lassi en colaatje erbij, muziek op de achtergrond en een flink stuk gelezen in mijn tweede Op Pad.

 

Terug naar het begin


Dag 4

Om even over vijven ben ik echt klaarwakker, dus ik ga maar wat lezen en tv kijken. We worden om half 8 al opgehaald door de bus (belachelijk als je bedenkt dat de sessies pas om half 9 beginnen), dus vanaf kwart voor 7 is het douchen en ontbijten geblazen. Uiteindelijk vertrekt de bus pas om bij achten: Indian time, maar daar zal ik wel nooit helemaal aan wennen.

Om 12 uur barst ik van de honger (ontbijt om 7 uur, lunch pas om half 2), dus ik zoek het café van het congreshotel op voor een ijskoude cola en een hele lekkere kikkererwtenprut op een soort platte roti’s. Na nog wat lezen is het tijd voor de lunch, maar dat houd ik na de kikkererwten redelijk bescheiden. Iedereen wil in de schaduw van de bomen langs het zwembad zitten, maar daar heeft de bewaking nogal moeite mee. Gelukkig zijn er ongelofelijke ongelikte Indiërs bij, die gewoon niet doen wat ze gezegd wordt en ik volg braaf. Ik vind het trouwens toch vaak nogal onplezierig toegaan: de mensen lijken bescheiden, maar ondertussen behandelen ze ondergeschikten als grof vuil en ook de discussie na de praatjes gaat meestal op een hele vervelende toon.

Aan het eind van de dag mis ik net de bus naar het hotel, maar kan met een andere bus meerijden en zo ben ik om kwart voor 6 terug. Aan de overkant van de straat zit een emailkantoortje, waar het 2 rupees per minuut kost in plaats van de 300 rupees voor een uur (wie heeft er nou een uur nodig?) in het hotel. Helaas is de verbinding op dit tijdstip zo langzaam dat het geen zin heeft om nog verder te proberen. Ik hoef van de schattige jongens de 6 minuten modemtijd niet te betalen. Morgen weer proberen.

In het hotel trek ik andere kleren aan en werk het dagboek bij. Volgens de jongen in de bus zou de shuttlebus naar het Sheraton om kwart over 6 moeten komen, maar het diner begint pas om half 8, dus 7 uur lijkt me realistischer en anders neem ik wel een taxi.

Om 7 uur komt inderdaad de bus voor het kippenstukje naar het Sheraton. Op een enorm cricketveld zijn langs de randen allemaal buffetten opgesteld en bovendien is er een podium waar Indiaas gezongen en gedanst wordt. Ik sta met een collega uit Engeland al een stief kwartiertje in de rij voor de drank (Indiërs zijn gek op rijen, alleen houden ze er zich vervolgens vaak niet aan) als we te horen krijgen dat de frisdrank gewoon af te halen is aan de zijkant van het stalletje. Gelukkig hebben we wel gezellig staan te praten. Ook het eten vergt weer wachten in een rij. Met enig geluk weten we een tafel met wat stoelen te bemachtigen, want daar is een ernstig tekort aan.

Om 10 uur vinden de meeste mensen het wel welletjes geweest en vertrekken we – weer met de bus – terug naar de hotels. Ik lees nog wat en ga dan om 11 uur slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 5

’s Nachts blijken mijn darmen toch niet bestand te zijn tegen alle veranderingen, dus ik breng een deel van de tijd op de wc door met een boek erbij voor de afleiding. Gelukkig val ik wel elke keer weer in slaap. Ik geef ’s morgens de wekker een klap en besluit een ochtendje te spijbelen en aan te kijken hoe mijn darmen zich gaan houden.

Om 9 uur sta ik op, schrijf een nieuwe versie van de e-mail aan mijn moeder en ga dan douchen, de was inleveren en ontbijten. Na de cornflakes en de banaan (dat moet weinig kwaad kunnen) ga ik naar het kantoortje aan de overkant. Dit keer gaat de e-mail er moeiteloos uit en heb ik ook nog eens 3 nieuwe berichten. Gezellig! Ondertussen probeert het jongste jongetje bij de e-mail (een jaar of 12) mijn horloge van mij los te praten: “You give it to me, yes?” Het is een Tissot van 325 gulden (en dat is ruim 8 jaar geleden), dus ik dacht het niet…

Na het e-mailen loop ik wat rond in de buurt van het hotel, daarbij constant lastiggevallen door tuktuks, riksja’s en taxi’s. NEE! Ik wil gewoon lopen. Ik ben eigenlijk op zoek naar een nieuwe fles water en die zijn in ruime mate voorradig, maar ik vertrouw de verzegelingen en de doppen niet. Het schijnt dat daar in India nogal mee rondgeklooid wordt en dan heb je dus duur betaald rivierwater. Lijkt me, zeker met de huidige stand van zaken in de buik, niet echt verstandig. Dan maar een hele dure versie van het water kopen in het hotel. Het is wel 4x zo duur, maar je weet tenminste zeker dat het betrouwbaar is.

Terug in het hotel werk ik mijn dagboek bij en zit intens tevreden op mijn kamer, lees wat, lig nog een uurtje te slapen en ga dan om kwart over 2 naar het congres voor de middagsessie. Buiten gekomen kan ik meerijden in de bajaj van een andere congresgangster die ook lekker ziek was geweest en op het congres blijkt dat het eten van gisteravond wild om zich heen geslagen heeft. Ik was al gewaarschuwd voor het eten in dure hotels en dat klopt dus wel. De middagsessie is niet al te boeiend, dus ik ga na verloop van tijd in het café zitten wachten tot een Rotterdamse collega beschikbaar is. Ik neem soep en lassi en probeer zo uit of mijn maag en darmen het weer doen.

Om bij achten loop ik naar de Pizza Hut naast het hotel. Niet dat de Pizza Hut lekkere pizza’s heeft, maar ik heb niet zo’n honger en helemaal geen zin in rijst of scherp eten. Ik beland aan een tafel met 3 andere congresgangers en eet de halve pizza van 1 van de mensen op. Ik had al een cola en als ik om de rekening daarvoor vraag, wordt dat verkeerd begrepen en krijg ik prompt een tweede cola voor mijn neus. Die drink ik ook maar op, want er is vannacht een behoorlijke hoeveelheid vocht uitgegaan. Al boerend loop ik daarna terug naar het hotel, waar ik het bad vol laat lopen en heerlijk nog een flink stuk in mijn boek ga liggen lezen. Om 11 uur is het tijd om te gaan slapen. Buiten is weer een feest aan de gang vergezeld van flink wat herrie, dus ik prop mijn oordoppen in mijn oren en ga slapen.

 

Terug naar het begin


Dag 6

Om 10 over half 7 gaat de wekker af. Ik douche en ontbijt met chococornflakes en fruit. Ik heb een flinke tros druiven genomen, maar die zijn zo allemachtig zuur dat ik ze na 1 druifje laat liggen. Dan maar 2 bananen. Als we in de bus zitten staat er een jongetje met allemaal souvenirs voor weinig geld te leuren. Ik koop nog niks, maar er zijn best leuke dingen bij, dus misschien komt dat nog.

’s Middags ga ik op eigen gelegenheid terug naar het hotel. Ik wil met de bajaj, maar de chauffeur wil me met alle geweld de fabriek van zijn broer laten zien en daar heb ik nou weer geen zin in, dus als een riksjarijder aanbiedt me voor het juiste bedrag (40 Rp) naar het hotel te brengen neem ik dat meteen aan.

Het is best leuk om vrij langzaam langs alles te rijden, met de bus zoeven we van het hotel naar het congrescentrum en terug en krijg je niet echt de kans iets te zien, maar nu kan ik alles uitgebreid bestuderen. Overal mensen, mensen en nog meer mensen, kleine stalletjes, riksjaverhuurplaatsen, straathonden, kinderen op blote voeten, koeien die gewoon midden op de weg lopen en iedereen er maar omheen rijden. De riksja-rijder trapt zich ondertussen in het zweet, terwijl de bussen, auto’s, brommers, tractors en bajajs ons luid toeterend van de weg proberen te rijden. Bij het hotel aangekomen geef ik hem 10 rupees fooi en wuif zijn aanbiedingen om me weet ik veel waar allemaal heen te vervoeren af.

Eerst ga ik maar eens lekker zwemmen, vervolgens lezen, douchen, mijn dagboek bijwerken en e-mailen. De rest van de avond rommel ik lekker rond tot het tijd is om te gaan slapen. Buiten is een meneer al 5 uur door een microfoon aan het gillen en ik begin er een beetje gestoord van te worden, dus ik loop even naar de balie om te vragen hoe lang dit kattengejammer nog duurt. Ze leggen me uit dat in India religieuze vrijheid betekent dat iedereen anderen lastig mag vallen met z’n versterkt beleden geloof. Bovendien denken ze dat het wel tot morgenavond duurt. Daar ben ik dan lekker mee… Dus terug naar boven, oordoppen tot aan mijn trommelvliezen in mijn oren proppen en dan maar hopen dat ze er vannacht in blijven zitten en dat ik morgenochtend wel mijn wekker hoor.

 

Terug naar het begin


Dag 7

Mijn eerste wens wordt niet verhoord, mijn tweede wel: om half 2 valt 1 van mijn oordoppen uit die ik er weer snel in moet proppen, om 5 over half 7 word ik, net voor de wekker, wakker. Het is al weer de laatste ochtend van het congres. Na het eten zit ik te wachten op de bus als een collega me uitnodigt om met zijn taxi mee te rijden. Ach, waarom niet.. Ik mag voorin, maar dat is geen onverdeeld genoegen, want de taxichauffeur houdt niet bepaald voldoende afstand en het verkeer in India is op zijn zachtst gezegd nogal hectisch.

Na de afsluitende bijeenkomst ga ik terug naar het hotel. Daar krijg ik de vraag wanneer ik van plan ben uit te checken. Nou in ieder geval niet vandaag. Nadat ik dat schriftelijk bewezen heb ga ik voor pizza naar de Pizzahut. De enige mensen die hier komen zijn toeristen, want voor de gemiddelde Indiër is 5½ gulden voor een pizza een godsvermogen.

Om 3 uur ga ik op weg naar het Agra Fort. Ik regel een riksjarijder die me voor 20 rupees naar het fort wil brengen. Het blijkt een aardige, eenvoudige man te zijn met 6 kinderen waaronder een tweeling (ik “leen” voor de gelegenheid even de kinderen van mijn zus, want ongetrouwd maakt onbegrepen in deze contreien) en een gelimiteerde kennis van het Engels. Maar hij is voorzichtig en waarschuwt me dat ik mijn handen binnenboord moet houden en dat ze in het Fort soms je spullen jatten. Hij rijdt me eerst langs het majestueuze rode fort, zet me bij de ingang af en biedt aan op me te wachten voor de terugreis. Ach, waarom niet? Hij een goede dag, ik betrouwbaar vervoer.

De toegang tot het fort is schandalig duur: al met al ruim 11 dollar (en de dollar staat rond de 2 gulden 60 op het moment), en dat is zelfs voor Nederlandse begrippen een flinke hap geld. Daarvoor krijg je dan wel een mooi kaartje en nog een klein kaartje als toegift. Het mooie kaartje moet je bij de ingang laten zien, even verder wordt het kleine kaartje (dat toch al niks voorstelde) rücksichtslos doormidden gescheurd. En dan mag ik op ontdekkingsreis.

In het Fort

Eerst loop ik langs een langzaam stijgende weg omhoog. Er zit zo’n kleine makaak te kijken en later zie ik er meer lopen. Er blijkt vrij veel fauna in het fort aanwezig te zijn: overal schetteren kleine groene papagaaien met een rode kop, er vliegen duiven, een soort eksters en op de grond en tegen de bomen aangeplakt zitten eekhoorns met een streepstaart, zowel in een grote als in een kleinere uitvoering.

Het grootste deel van het fort is helemaal van rode steen gemaakt. Ik loop naar een uitzichtpunt, waar je prachtig de Taj Mahal kan zien liggen aan de oever van de rivier, die in dit droge jaargetijde enorme droge “uiterwaarden” heeft. Dan gaat het door een paviljoentje naar het gedeelte waar de harem gevestigd was: wit marmer, prachtig bewerkt en soms ingelegd met glas dat de sultan speciaal uit Aleppo in Syrië over liet komen. Het Fort is een World Heritage Site en het mag dan wat verlopen aandoen (dat heeft trouwens ook wel weer zijn charme), overal staan wel grote marmeren borden met uitleg wat er te zien is.

Ook voor de Indiërs zelf (toegang 20 rupees in plaats van 510) is het een trekpleister van de eerste orde: ik kom diverse congresgangers tegen die dit nog even meepikken voor ze weer naar huis gaan. Bovendien staan er overal groepen die met de Taj Mahal op de achtergrond op de foto moeten. Dat op zich is al het aanschouwen waard, omdat de vrouwen allemaal in prachtige, kleurige sari’s lopen; de mannen dragen het typische kostuum van een Indiër: middenbruine broek, wit-bruin streepjesoverhemd en van die slippers waar je zo lekker op kan sloffen. Als ik even het gedoe zit te aanschouwen begint er een Indiaas echtpaar een moeizaam gesprek met me over mijn camera, die door de in- en uitschuivende lens onweerstaanbaar interessant is. Ik laat ze allebei door de zoeker kijken, terwijl de lens heen en weer gaat en dan danken ze mij geheel tevreden, doch niet na gevraagd te hebben wat dat nou kost, zo’n camera.

DoorkijkjeIk doe nog even de moskee aan en kijk op de grote algemene binnenplaats, waar marmer en rode steen prachtig in elkaar over gaan. Dan loop ik weer naar beneden en zoek na ruim een uur rondslenteren in het Fort mijn riksjarijder weer op. Hij staat al enthousiast te zwaaien. Zijn riksja heeft hij een stukje tegen de helling op geparkeerd: gelijk heeft hij, dat scheelt hem een behoorlijke dosis energie. Op de terugweg legt hij me van alles over Agra uit, vooral dat het in de buurt van het hotel duur is, maar verderop in Agra goedkoop. Ook de Taj Mahal is expensive (bijna 1000 rupees), dus hij biedt me aan morgenochtend naar het hotel van weet ik wat voor familielid van hem te gaan om vanaf het dak naar de zonsopgang te kijken, omdat dat gratis is en voor armere toeristen dus een optie. Ik vertel hem dat ik ondanks de prijs “the real thing” wil zien. We spreken af voor morgenochtend om 6 uur. Voor 100 rupees mag hij me heen en weer terug brengen (zijn prijs is 20 rupees per uur, 150 rupees voor de hele dag). Dat is een flinke prijs voor hem en voor mij een relatief schijntje, dus dan zijn we allebei gelukkig.

In het hotel teruggekeerd ga ik eerst maar eens wat drinken en dan op mijn kamer e-mails schrijven. Ik loop om bij half acht naar de overkant om ze te versturen. Het is duidelijk een doordeweekse dag: de verbinding is ellendig langzaam, maar na 40 minuten heb ik dan de 2 kleine e-mails eruit en mijn 3 nieuwe mails gelezen. Tijd om te gaan eten in het restaurant van het hotel. Ik ga niet te laat naar bed, want morgen gaat al weer vroeg de wekker.

 

Terug naar het begin


Dag 8

Ik had allerwegen gehoord dat de zonsopgang heel mooi is om te zien, dus om 10 voor 6 mijn bed uit en met de riksja naar de ingang. Daar is het op z’n zachtst gezegd nogal hectisch: de toegangsprijs is zeer onlangs verhoogd van 10 naar 20 dollar (voor buitenlanders uiteraard, Indiërs betalen het equivalent van 1 dollar) en dat leidt tot complete opstanden bij de ingang, want er hangt nog een bordje dat het 500 rupees is en opeens moet je 960 rupees betalen (mijn riksjarijder had me al gewaarschuwd), en dat is voor de gemiddelde rugzaktoerist toch gewoon heel erg veel geld.

Vervolgens worden de tassen gecontroleerd: ik heb wat sultana’s bij me, maar die mogen niet mee naar binnen. Ik mag ze ook niet weggooien, nee-hee: ze moeten ongeveer aan de andere kant van Agra in een kluisje. Dan maar om de hoek in de prullenbak, ik wil de zonsopgang zien. Vervolgens nog een tweede tascontrole 100 meter verderop. Waarop dit keer gecontroleerd wordt weet ik niet, maar je wordt hier zo murw geslagen door alle complete irrationaliteit dat ik het maar laat begaan. Wel ontvlamt mijn korte lontje nog even als er 2 toeristen langs de rij schuiven en vooraan aansluiten “want dat moet van hun gids”.

De Taj Mahal weerspiegeld in de vijver

De Taj Mahal is fantastisch: onwaarschijnlijk wit, prachtig gelegen aan de rivier en helemaal symmetrisch. Mooie tuinen en rode paleizen er omheen, schitterend ingelegd marmer, heel veel toeristen, maar het grootste deel van de tijd stoort het niet. Helaas is er niet een echte zonsopgang, want dan schijnt het marmer heel even helemaal roze te worden. Het is, omdat het het droge seizoen is, vreselijk stoffig in de lucht dus de zon gaat verscholen in de mist/luchtvervuiling. Het licht is op dit tijdstip van de dag natuurlijk wel heel geschikt om foto’s te maken, en dat doe ik dus ook flink. Verder zit ik een aantal keren op bankjes en trapjes gewoon te kijken en de boel in mij op te nemen. Verder schieten woorden eigenlijk gewoon tekort..

De Taj Mahal van dichtbijNa 2 uur ben ik terug bij de riksja. We gaan over een hobbeldebobbelweg terug naar het hotel, ik betaal mijn 100 rupees en we spreken af voor vanmiddag. Het kaartje van de Taj Mahal blijkt op dezelfde dag nog bij een aantal monumenten geldig te zijn (waaronder het fort, zo kan je dus 10 dollar besparen), dus ik ben van plan vanmiddag nog naar iets anders met een moeilijke naam toe te gaan.

Weer op mijn kamer neem ik een lekkere douche, lever een grote zak was in en ga dan beneden eens lekker uitgebreid en rustig ontbijten, want de afgelopen week was het veel te vroeg om flink te ontbijten en moest het ook allemaal vlug-vlug. Dus nu doe ik het rustig aan en neem cereal, sap, fruit (lekkere mandarijnen!), toast met ei en 3 dooti’s (een soort Indiase flensjes). Van half 10 tot half 12 zit ik rustig op mijn kamer een e-mail nieuwsbrief te schrijven, mijn dagboek bij te werken en de ervaringen van de Taj Mahal te verwerken.

Om 12 uur ga ik naar de Pizzahut. Mijn riksjarijder vraagt of hij me mag brengen (het is 10 meter), want dan krijgt hij een gratis pepsi. Ik mag dit soort kleine frauduleuze handelingen wel, dus ik stap in de riksja en 5 seconden later er weer uit. Na een Hawaï pizza en een cola loop ik weer terug naar het hotel. Als ik om 3 uur weer buiten sta, is mijn riksjarijder nergens te bekennen. Er staat wel een uitermate onplezierige, opdringerige man met een bajaj en ik besluit nog liever niet te gaan dan met hem mee te gaan. Als er om half 4 nog niemand is ga ik zwemmen, eigenlijk heb ik daar misschien nog wel meer zin in. Dus ik trek wat baantjes en ga dan lekker in de laatste restjes zon in mijn boek liggen lezen. Achter de muur van het zwembad staan, op een verhoging, een vader en zijn zoon en dochter te badmintonnen. Als de shuttle over de muur vliegt gooi ik hem terug en vis ook nog een andere shuttle uit het zwembad.

Na het zwemmen neem ik lekker een bad en ga dan mijn e-mail nieuwsbrief versturen. De riksjarijder staat er inmiddels weer, zegt dat het hem spijt en dat hij last van mijn darmen had. Ach, eigenlijk had ik toch meer zin om te zwemmen, dus echt boos ben ik niet. De internetverbinding is ontzettend langzaam, maar uiteindelijk krijg ik de e-mail eruit en slaag er zelfs ook nog in om 2 nieuwe e-mails te lezen. Het is inmiddels wel bij negenen en ik barst van de honger, dus op naar het hotel voor kip, nan en 2 lassi. Om half 11 ga ik slapen, dat lijkt vroeg, maar ik was natuurlijk wel om 10 voor 6 op.

 

Terug naar het begin


Dag 9

Ik heb besloten om zo laat mogelijk te gaan ontbijten zodat ik de lunch over kan slaan, omdat ik als de dood ben dat ik in de trein naar de wc moet, want de lucht tijdens de heenreis was nou niet bepaald een stimulans om dat te gaan proberen. Om 10 uur ga ik dus ontbijten. Afgelopen weekend waren er nog een heleboel mensen om 10 uur aan het ontbijten, nu ben ik de enige en ook de laatste. Ik neem een flink ontbijt met cereal, fruit, 2 eieren op toast (het verzoek om 1 ei werd niet begrepen), gebakken aardappelen en een worstje. Zo, daar moet ik het voorlopig op uit kunnen houden. Ik smokkel ook nog een banaan en een mandarijn mee voor onderweg en ga dan afrekenen.

Het is weer allemaal ouderwets onduidelijk en inefficiënt. Ik neem aan dat ik het een en ander bij moet betalen, maar volgens de receptionist krijg ik geld terug. Geld terug? En het is ook niet weinig: bijna 6000 rupees en dat is toch zo’n ruime 300 gulden. Ik kan het me niet voorstellen, maar ach, wie ben ik om te klagen… Alleen wil de computer niet tot uitbetaling overgaan, dus het verzoek is of ik over 5 minuten terug wil komen. Ik pak boven mijn laatste restjes bagage in en als ik weer beneden sta moet ik ineens 3000 rupees betalen. Het klopt wel beter met mijn berekeningen, maar ik ben toch wel verbaasd over een verschil van bijna 200 dollar in mijn nadeel binnen 5 minuten. De manager legt het me geduldig uit. Ik kan er natuurlijk weinig tegen inbrengen, maar je kunt het altijd proberen. Bij narekenen blijkt dat ze het te verrekenen bedrag nu weer te laag hebben berekend, maar dat verschil wordt me door de manager kwijtgescholden. Wat een gestuntel… Nadat alles betaald is heb ik alleen nog steeds geen bon van de congresorganisatie voor mijn kamer en het vervoer tussen Delhi en Agra v.v. Dus moet er gebeld worden. Ik begin inmiddels te begrijpen waarom Indiërs elkaar als oud vuil behandelen, dus ik blaf ook maar eens lekker flink van me af. Inderdaad staat er om 12 uur keurig een jongen met een bonnenboekje en heb ik mijn reçu voor het hotel en vervoer te pakken. Hèhè. Alles geregeld.

Om 10 voor half 1 neem ik een taxi naar het station. Het lijkt verder dan op de heenweg. Na wat navragen blijkt de trein van spoor “2 of 3” te gaan: het zal zich wel wijzen. Dus ik sjouw mijn bagage een lange trap op en dan weer een trap af en ga op een bank zitten wachten naast een oude, kromme mevrouw die vrolijk in het Farsi – of wat ze hier ook spreken – met me begint te praten. Er komen flink veel bedelaars langs, meest oude mensen, maar na 2 stuks is mijn kleingeld op: stom stom stom, niet aan gedacht. Het is toch wel een zegen dat we in Nederland een goede oudedagsvoorziening hebben. Uiteraard zijn er ook weer de nodige schoenpoetsers. Om half 2 blijkt dat de trein vertraging heeft: volgens een soldaat in een spiksplinternieuw uniform die een praatje met me komt maken is de vertraging 3½ uur, maar een schoenpoetser corrigeert dat tot 1 uur. OK, poets jij mijn schoenen dan maar. En ik moet zeggen, ze glimmen als nooit tevoren. Er gaat geloof ik ook een bescheiden hoeveelheid zwarte schoensmeer op mijn donkerblauwe bergschoenen, maar ze zien er prachtig uit. We hadden 20 rupees afgesproken, maar ik geef hem 30: doe eens gul.

Dan is het nog een uur wachten, die ik doorbreng zittend op mijn koffer ondertussen aangestaard door 5 Indische pubers. Gelukkig versta ik niet wat ze zeggen, want het zal wel niet best zijn. Uiteindelijk wordt er om 3 uur omgeroepen dat de trein er aankomt. Het duurt nog 10 minuutjes, maar ik raak aan de praat met 2 meisjes die business studeren in Agra, dus het is wel uit te houden. Iedereen had gezegd dat de AC sleeper achteraan de trein zit, maar als de trein binnenrolt zie ik hem al vrij snel langs glijden. Dat wordt een flinke sprint met rugzak, koffer en computertas.

Ik installeer me, ga liggen en luister naar Mozart op mijn diskman omdat er niet al te ver van mij iemand het wereldrecord geluiden maken bij het eten aan het verbreken is. En het is niet eens een Chinees… Op de heenweg was de ventilator aan, nu staat de airco te loeien, dus ik ben blij dat er een deken ligt. Tegenover me ligt een Indische man te slapen. Ongeveer een uur voor we aankomen gaat hij zichzelf opknappen: eerste tochtje plassen, tweede tochtje scheren, derde tochtje tanden poetsen, vierde tochtje wassen, vijfde tochtje ander hemd aantrekken. Ach, het houdt hem bezig moet je maar denken. Ik had gisteren heel enthousiast naar huis geschreven over de geneugten van treinreizen per eerste klas in India, maar als het donker wordt blijkt dat ook de eerste klas niet bepaald vrij is van kakkerlakken. Gelukkig zijn het geen enorme joekels, maar het blijven kakkerlakken.

Om kwart over 6 zijn we op het station met de moeilijke naam: Nizanuddin. Er staat inderdaad keurig een meneer van CIM op me te wachten. Hij neemt mijn koffer over en loodst me naar een taxi voor 25 zenuwslopende kilometers naar de luchthaven. Het is spitsuur en donker in Delhi en er zit nog minder structuur in het verkeer dan anders. Lichten op je vervoermiddel? Nooit van gehoord! Vierbaansweg? Dat kan ook best achtbaans! Bedelaars die tussen de langsstormende auto’s lopen, invoegen zonder in je spiegel te kijken (die trouwens vaak ontbreekt, dat zal wel komen door het scherpe invoegen). Het motto lijkt te zijn: als je toeter het maar doet, de rest is bijzaak.

Om half 8 ben ik op de luchthaven. Ik heb nog een uur voor de counter van Thai open gaat, dus ik ga eerst maar eens op jacht naar iets te eten en – vooral – te drinken. Dat vindt ik in het droefste cafetaria van deze aardkloot: pepsi, rauwe friet en veel te vette gepaneerde kip. Bah! Om mijn tijd nog enigszins dragelijk te maken ga ik mijn administratie en dagboek maar bijwerken.

Als ik naar de balie loop blijkt er een klein postkantoortje te zijn, met een bordje dat ze ook aan filatelie doen. Dat blijkt nogal mee te vallen, maar ik scoor toch nog wat postzegels. Op post uit India zitten altijd dezelfde zegels, dus het is ook wel eens leuk iets anders te hebben. Het inchecken gaat snel, mijn bagage wordt doorgelabeld naar Chiang Mai en ik krijg ook al mijn boarding pass voor die vlucht, dus dat is allemaal een stuk efficiënter geregeld dan ik zelfs maar had durven hopen. Dat zal wel weer even aanpassen worden in Thailand: nette, beschaafde mensen die geen grote bekken geven en alles iets minder onduidelijk geregeld dan in India. De douane gaat dit keer snel, maar na douane blijk je je rupees niet meer in te kunnen wisselen, dus nu zit ik, zelfs na het kopen van 2 schandalig dure blikjes fris, met zo’n 10 dollars aan waardeloze rupees en de tax free shops bieden ook geen uitkomst, tenzij je dol bent op met spiegeltjes beplakte houten olifantjes. De stoelen in de vertrekhal zijn in ieder geval goed en de veiligheidscontrole is heerlijk efficiënt (qua snelheid dan, over de kwaliteit van de controle kan ik niet oordelen). Tot we in kunnen checken zit ik in de zaal bij de gates te wachten. Het vliegtuig vertrekt keurig op tijd, op naar Thailand.

 

Terug naar het begin

Voor reacties (anti-spam: verwijder XX uit adres)

Terug naar de homepage