In maart 1999 maak ik deel uit van een team dat op kosten van de Nederlandse regering naar Mongolië wordt gezonden om daar het gezondheidszorgsysteem te evalueren en om te kijken of er exportmogelijkheden voor het Nederlandse bedrijfsleven liggen. Voornamelijk hard gewerkt, maar ook een hele hoop indrukken opgedaan.
Na een uitgebreid ontbijt in het Holiday Inn in Beijing pakken we de spullen in en verzamelen in de bar, die speciaal voor ons een half uur eerder open gaat. Om half 12 checken we uit en na wat gesteggel gaan we met 2 taxis naar de luchthaven. We hebben een echte gemankeerde formule I coureur als chauffeur: links en rechts inhalen, afsnijden, 160 rijden.
luchthavenbelasting, koffers checken, inchecken (met Op de luchthaven gaat alles opvallend soepel: MIAT sticker op de jas zodat we van verre herkenbaar zijn) en dan naar de gate, want verder is er bar weinig te doen. Om half 2 mogen we naar het vliegtuig en dan komt de eerste kennismaking met de Mongolian struggle als 200 Mongolen de vliegtuigtrap oprennen en al hun handbagage zo snel mogelijk in zo veel mogelijk vakken willen proppen. Gelukkig zitten ik als één van de eersten, dus knappe jongens die me nog weg krijgen. Het vliegtuig van de MIAT valt eigenlijk nog niet eens tegen: een Boeing 727 die goed in de verf zit en het personeel ziet er getraind (veiligheidsinstructie) uit en praat zelfs redelijk Engels.
De eerste start gaat om onduidelijke redenen niet door: we trekken niet op maar rijden nog een rondje en sluiten weer achteraan. Niet over nadenken. We krijgen eerst te drinken en dan zelfs nog wat te eten, we vullen de entry card voor Mongolië in en dan is het alweer tijd voor de landing. We vliegen over een wit besneeuwd, stijf bevroren landschap met dichtgevroren rivieren tussen bergen door naar de luchthaven. Op het vliegveld staat een hele verzameling oude helikopters en vliegtuigen, waarvan sommigen overduidelijk onderdelen (zoals een staartstuk) missen. Buiten is het lekker fris met -8°C, maar niet zo koud als gevreesd.
Het luchthavengebouwtje ziet er keurig uit: klein, maar goed in de verf en netjes geveegd. De douane gaat snel, maar daarna staan we echt een hele tijd op onze bagage te wachten. Gelukkig moeten we een douaneverklaring invullen, die geheel in het Mongools gesteld is, maar er is een Engelstalig voorbeeldformulier. De lopende band staat vol met computers, magnetrons en ander witgoed. Beijing is overduidelijk het winkelparadijs voor de rijkere Mongool.
Met onze koffers op 2 karren rijden we de vertrekhal uit en worden meteen opgevangen door 2 dames van PSM, waarvan er één de teamleider van het counterpart team blijkt te zijn en de ander de equipment specialist. De eerste spreekt Engels, de tweede Duits, dus dat moeten we redden de komende tijd. In een keurige auto met Italiaanse muziek rijden we naar het Bayangol Hotel. Onderweg krijgen we onze eerste indrukken van Mongolië: kaal, dor, koud en de stad doet heel erg Russisch aan. Niet dat ik daar ervaring mee heb, maar volgens mijn collegas hoef ik niet meer naar Rusland om een indruk van Russische steden te krijgen.
Het hotel is een nogal duistere affaire met veel donkerbruin en weinig lampen in de lobby, maar de kamers vallen mee. Ik zit op de 10e etage en heb dan ook een wijds uitzicht over de stad. Morgen gaan we voor de zekerheid nog even bij het Chengis Khan hotel kijken of dat beter is en of we een redelijke prijs kunnen bedingen.
Om half 7 verzamelen we in de bierstube voor (goedkope) cola en bier. Dan gaan we naar het toppunt van gezelligheid: het restaurant. Het lijkt meer een sporthal of eventueel de schouwburg van Heerlen: diepdroef makende zestiger jaren communistische architectuur met een vijver met fontein in het midden. Gelukkig is ook niet alles wat op de kaart staat aanwezig, maar we eten toch heel behoorlijk met tomatensoep vooraf en lam, wortels en frietjes als hoofdgerecht.
Even na negenen wordt het wel erg duidelijk dat ze ons weg willen hebben en gaan we terug naar onze kamers. Mijn kamer is inmiddels beduidend kouder geworden, maar met mijn fleece aan is het wel uit te houden. Ik werk mijn dagboek bij en dan is het al weer bij tienen. Ik probeer nog even wat te lezen, maar val al snel in slaap.
Heerlijk geslapen in één droomloze ruk tot 7 uur. Buiten staan de ijsbloemen duimendik op het raam. Sinds we thuis gaskachels op de slaapkamers kregen 25 jaar geleden heb ik niet meer zulke dikke ijsbloemen gezien. Ik neem eerst nog een half uurtje wat papieren door en ga dan douchen. Bruin water en een klein pokkestraaltje zorgen ervoor dat het niet echt een genoegen is. Het ontbijt is ook niet echt fabelhaft en één collega had vlooien op zijn kamer, dus aftaaien is het devies.
Om half 9 worden we opgehaald met een auto en gaan naar MCS, onze counterpart in Mongolië. Ze hebben een keurige kamer voor ons ingericht met 4 nieuwe bureaus en stoelen, er is een kast en stroom en een niet te warme verwarming. We hebben ons eerste overleg en dan gaan we naar het Chenggis Khan hotel om te zien of dat beter is. Inmiddels is het uitermate zonnig en strak blauw buiten. Je merkt meteen dat Mongolië behoorlijk zuidelijk ligt, want het zonnetje geeft lekker warmte af.
Het Chenggis Khan doet gruwelijk aan in de lobby: te groot, Russisch, somber, maar de kamers zijn prachtig en er komt veel water uit de douche. We gaan er meteen helemaal voor en reserveren drie suites.
Om 11 uur hebben we een afspraak met de minister van gezondheid en dan gaan we uitchecken bij het Bayangol. Een half uur later ben ik de trotse bezitster van een suite met bankstel, 2 t.v.s, 2 w.c.s, 2 bedden en 2 schuifkasten. Ik pak mijn spullen uit om het nog een beetje gezellig te maken. Had ik nu maar mijn uitklapgeranium bij me gehad
Om kwart voor 1 gaan we naar het Seoul Restaurant voor een werklunch met de adviseur buitenland van de premier. Je kunt merken dat het land nog een jonge democratie heeft: ook dit is weer een relatief jonge vent, die echter prima weet waar hij over praat. Ondertussen is het eten ook nog best lekker.
Van 2 tot half 6 hebben we onze eerste workshop. Er is een enorme berg epidemiologische gegevens dus daar moet ik voorlopig mee voort kunnen. De equipment specialist, die eerder door hooggeplaatste connecties dan op kennis lijkt te zijn aangenomen, en de architect vliegen de laan uit en vanaf morgen gaan we dus met een uitgedund team (maar wel de mensen die Engels spreken) van 3 Mongolen verder.
Uiteindelijk breken we om kwart voor 7 op. Het is inmiddels flink kouder geworden. Terug in het hotel gaan we eten in een eetzaal die iets minder communistisch aandoet dan de eetzaal van het Bayangol en waar ze wel eieren met kaviaar voor nog geen 4 gulden hebben. Hoezo, blasé?
Na een uitgebreid diner vertrekken we om half 10 naar onze kamers. Ik richt mijn kamer verder in en ga dan lekker mijn dagboek bijwerken. Vervolgens nog wat werken en wat lezen en dan slapen. De slaap wil maar niet komen. Uiteindelijk val ik om bij enen in slaap.
Ik word wakker met een knetterende last van mijn maag en darmen, maar ik heb geen koorts, dus we gaan maar aan de slag. Na een mini-ontbijtje van 2 happen toast en 2 glazen appelsap gaan we op weg.
s Morgens bezoeken we een districtsziekenhuis dat door een privé organisatie gerund wordt. Dat is een gigantische revolutie voor Mongolië, want tot nu toe is er in de meeste ziekenhuizen nauwelijks sprake van management, laat staan van georganiseerd, efficiënt management. De ziekenhuizen in Mongolië zijn gebouwd en georganiseerd volgens Russisch model en ook het medisch systeem is typisch Russisch, met veel nadruk op specialismen. Zoals werd opgemerkt: als je hoofdpijn hebt ga je naar de neuroloog. Ze zijn nu bezig een systeem van huisartsen op te zetten, maar alle artsen zijn opgeleid als specialisten, dus het vraagt nogal wat aanpassingen. Verder is er in het ziekenhuis 3 keer niks: op de intensive care unit staan 2 bedden per kamer en er is niet eens een monitor aanwezig.
Om 7 uur worden we opgehaald door onze counterparts voor een diner gevolgd door Mongoolse cultuur. Het diner vindt plaats in een soort Oostenrijks café met een inrichting die doet denken aan de vijftiger jaren. Het is wel erg gezellig. Uiteindelijk hebben we niet veel tijd om te eten, want om half 10 zal de show beginnen.
De Mongoolse cultuur blijkt te bestaan uit het optreden van een bijzonder populaire rockband in een wat loucherige nachtclub in een buitenwijk van Ulaan Baatar. De toegangsprijs alleen is al een fortuin: 10 dollar bij een maandsalaris voor een dokter van 40 dollar. Ondertussen zijn de dames (en heren) van de bediening voor 10 dollar te huur according to your wishes and preferences. Gezien de hoeveelheid geslachtsziekten lijkt me dat geen wijze optie.
Je kunt duidelijk merken dat de verderfelijke Westerse cultuur hier lang door de Russen is tegengehouden: de muziek is Smokey, Boney M en de Beatles, dus ze lopen zon 25 jaar achter. If you cant beat them, join them. Dus we gaan de dansvloer op om ons eens lekker uit te leven. Om half 11 begint uiteindelijk de band: een stuk of 6 Mongolen waarvan 1 met tatoeages en 1 met cowboyhoed en staart. De muziek is hard, maar wel leuk en we gaan zelfs nog even dansen. Verder vermaken we ons verschrikkelijk met het bestuderen van een stomdronken Mongool, die eerst een vrouw probeert te versieren door er tegenaan te gaan dansen en te gaan lopen zoenen en als dat niet werkt vervolgens maar met zijn eigen spiegelbeeld gaat flirten: Narcissus op vrijersvoeten.
Om half 12 gaan we weer huiswaarts nadat we eerst in de kou (minstens 10) de auto op hebben moeten sporen. Om even over twaalven lig ik in bed en om half één ga ik slapen.
Om 10 over 8 word ik uit een bodemloze slaap wakker. Ik slaap misschien niet genoeg uren, maar wel heel erg diep. Even mijn was in een zak stoppen en dan met wat toast en appelsap ontbijten.
Om 9 uur worden we opgehaald en gaan naar het ziekenhuis in een buitendistrict van Ulaan Baatar. Dit ziekenhuis is net zo groot als het ziekenhuis gisteren, maar ziet er heel anders uit. Ten eerste is het gevestigd in een gebouw dat niet bedoeld was als ziekenhuis. Het is ooit gebouwd als woonkazerne voor jonge gezinnen, dus de gangen zijn te nauw en de kamers zijn steeds per 2 afgesloten door een deur. In de gangen zitten mensen te wachten op kleine bankjes. Er hangt een vage lucht van schaap: de mensen eten schaap, wassen zich met zeep gemaakt van schapenvet en kleden zich in schapenvellen, dus wat wil je? De diagnostiek bestaat uit één microscoop en één analytische chemie meter en wat glazen pipetten. Het grootste probleem vanochtend is dat de teamleidster mee is en haar Engels is niet goed genoeg voor vertalen, haar medische kennis nihil en elke 2 minuten gaat die kloten-GSM af voor één of ander semi-belangrijk gesprek.
Bij elven geven we aan dat we naar een family practice (huisartsengebouw) willen. Paniek. Na wat gevraag en gezoek komen we bij het kinderziekenhuis, waar ook een family practice deel aanhangt. Niet dat dat precies is wat we zochten, maar het is een beginnetje. We praten met een uitermate vriendelijke en behulpzame epidemioloog, die hier als huisarts/coördinator werkt. We zien de kamers van de artsen (2 per kamer): alles ziet er keurig uit en de administratie is prachtig geregeld met een kaart van ieder gebied waarop de huizen van zwangere vrouwen, kleine kinderen en besmettelijke zieken aangegeven staan met stickertjes. Beneden is ook nog een apotheek met wel 190 verschillende medicijnen. Er staan er 220 op de lijst van essential drugs, dus dat is best goed.
Met de auto rijden we naar een tempel waar een enorme Boeddha staat. Mongolië hangt een soort van lama-Boeddhisme aan en sinds het weer mag zie je overal kalenders en beeldjes en poorten die duidelijk Boeddhistisch zijn. Na dit bezoek eten we in het Buna Express café in het centrum. Het is een typisch ex-pat café met friet, hamburgers, echte koffie en chocoladecake op met menu. Het wordt gerund door een Amerikaanse negerin, die hier echt heel erg op zal vallen. Aan het tafeltje naast ons zit de Engelse ambassadeur en iedereen komt hem even in slijmen. Fijn vak.
s Middags brengen we een bezoek brengen aan het oncology center, één van de gespecialiseerde ziekenhuizen in Ulaan Baatar. We worden ontvangen door de directeur, een jonge vent die uitstekend Engels spreekt (een verademing). Het ziekenhuis is prachtig, maar het grote probleem is dat de patiënten veel te laat binnenkomen (vergevorderde kanker) en dat heel veel apparatuur het niet doet door gebrek aan onderdelen of omdat het simpelweg veel te oud is. Na een inleiding van een uurtje leidt de directeur ons rond. Hij is opgeleid in Korea en Amerika en dat is duidelijk te merken aan zijn stijl van management. Hij heeft prachtig de wind eronder, het gebouw is schoon en nieuw geverfd en overal is duidelijk dat iedereen zijn uiterste best doet. De problemen zijn echter legio, variërend van kapotte CT-scans tot een gebrek aan hechtdraad en dat allemaal door het grootste probleem van allemaal: geld. Probeer maar eens een kankerziekenhuis van 200 bedden te draaien op 524.000 dollar per jaar
Na een bespreking en een half uurtje vrij gaan we om half 8 eten. Na het eten ga ik mijn dagboek bijwerken en daarna lekker wat lezen: even een avondje bijna vrij. Even over elven ga ik nog wat lezen en dan slapen.
Om half 8 gaat de wekker af. Halfdronken van de slaap blijf ik nog 5 minuten liggen, maar ik had me voorgenomen vanochtend nog wat te lezen (werk) voor het ontbijt, dus ik sta braaf op en ga onder de douche. We zijn gewaarschuwd voor de kou in the country dus lange onderbroek en hemd aan en fleece mee. Na drie kwartier lezen ga ik naar beneden voor een stevig ontbijt van appelsap, toast en scrambled eggs.
Om kwart voor 10 worden we opgehaald en gaan we naar Zuunmod. Even buiten Ulaan Baatar stoppen we bij een ovoo, een stapel stenen met stokken met blauwe lappen stof eraan. Je moet er 3 keer omheen lopen en ondertussen een paar kleine steentjes erop gooien en dan mag je een wens doen. De chauffeur stopt bij de ovoo om een goede reis af te dwingen. We rijden in een uurtje naar Zuunmod. Het landschap bestaat uit kale bergen en heuvels, is wit besneeuwd en ongelofelijk verlaten. Zo af en toe een auto en een paar gers in de verte is alles wat we in het uur tegenkomen. De weg is één van de weinige goede wegen in Mongolië: 2-baans met hobbels en bobbels en soms half onder de stuifsneeuw.
Na een uur zijn we in Zuunmod, een zo te zien gepland aangelegde stad. Het ziekenhuis is midden in de stad en bestaat uit een 3 gebouwen: een afdeling infectieziekten, een polikliniek annex kinderafdeling en een gebouw voor het overige werk. We staan even buiten te wachten op onze afspraak en hoewel het in het zonnetje lekker is, is de wind snijdend koud. De geneesheer-directeur geeft ons eerst uitgebreid uitleg in zijn kale en ijskoude kantoor en dan lopen we door de gebouwen. Het is meer van hetzelfde: het is schoon maar er is niets. Bovendien lopen hier de vloeren scheef en ligt de bedrading open. We zien ook nog een operatiekamer: het enige fatsoenlijke stuk gereedschap hier is de operatielamp boven de tafel, maar die valt regelmatig uit door stroomuitval en dan moeten ze over op een soort veredelde bureaulamp die ze aan een kleine generator hebben gekoppeld. Volgens de arts zijn de grootste problemen infectieziekten (brucellose en TB), gastro-enterologische problemen (door slecht water) en kinderziekten waaronder rachitis. Dat is geen wonder als je ziet hoe ze de kinderen hier inpakken. Als dit het beste ziekenhuis van de provincie is, vrees ik het ergste voor de overige kliniekjes.
Na het bezoek rijden we naar het lokale café-restaurant, maar daar blijkt geen w.c. te zijn (!), dus terug naar het ziekenhuis voor een bezoek aan de w.c. van de afdeling interne genneskunde. Keurige w.c. trouwens. Dan weer naar het restaurant, waar we in het halfdonker eten. Heerlijk eten met vooraf augurk en worst, dan Mongoolse soep (veel aardappel), als hoofdgerecht noedels met vlees (en als experiment khuurshuur, gefrituurde pannekoekjes gevuld met schapenvlees) en toe cake. Dit alles voorafgegaan, onderbroken en besloten door toasts met wodka.
Om half 3 rijden we weg op weg naar een sum hospital, ofwel het laagste niveau kliniek die je in Mongolië kan vinden. Er is een sum hospital op 13 km afstand, maar die is ingesneeuwd, dus we moeten terug naar Ulaan Baatar en dan 120 km naar het westen, al met al een rit van 3 uur. Weer stoppen we bij het verlaten van Ulaan Baatar bij een ovoo. Deze is zo nodig nog krachtiger dan de eerste, want hier ligt een hele stapel krukken op: Lourdes in de sneeuw.
Het landschap is ruiger, de weg het eerste stuk besneeuwder en we zien nu ook meer vee: paarden, schapen en koeien die bij dit prachtige weer (het is per slot van rekening lente met -10°C) lekker buiten lopen te grazen. Menig beest haalt het eind van de winter dan ook niet en de lijken liggen half weggerot en diepgevroren langs de weg. Dood is dood, zoals mijn collega opmerkt.
Net voor we bij de sum kliniek aankomen begint de Mongoolse teamleidster een verhaal over Przewalski paarden die hier zijn uitgezet nadat ze uit Holland waren overgevlogen. Ze beweert bij hoog en bij laag dat de paarden uit Golland komen, Ik beaam dat, maar vertel haar dat wij ze een aantal jaren geleden uit Polen hebben laten overkomen om er in Nederland in het gebied van de Oostvaardersplassen mee te fokken. Dit was zon succes dat ze nu weer terug kunnen naar Mongolië, waar ze oorspronkelijk vandaan komen. Nou, dat is helemaal tegen het zere been: ze komen uit Golland! Ze gaat steeds harder en sneller praten, luistert niet en we worden er een beetje lacherig van. Dit is trouwens precies het probleem: ze is niet gewend te luisteren of ook maar enige additionele informatie in zich op te nemen.
De sum kliniek is inderdaad drie maal niks. Deze is ook weliswaar maar bedoeld voor 1800 mensen, maar de verste familie woont wel 80 km verderop. Er is geen mogelijkheid voor diagnostiek, zelfs geen hele simpele, en er is niet eens een w.c., die is in een onverwarmd schuurtje 150 meter verderop. Nederlandse hulp heeft hier wel gezorgd voor een mooi behangetje op de muur, een sofa en een kamer waar bevallen vrouwen bij kunnen komen. In de bevalkamer staat alleen een gewoon bed
Na weer 2 uur rijden zijn we terug in het hotel.
Om 7 uur gaan we naar het Seoul restaurant. Via het hotel regelen we een taxi. Er is hier geen officieel taxisysteem, maar iedereen met een auto is graag bereid om tegen betaling mensen te vervoeren. We krijgen een oude baas in een nog oudere Mercedes, die redelijk Engels blijkt te spreken. Zijn dochter heeft aan de hotelschool in Maastricht gestudeerd en runt nu het Marquis Restaurant. We spreken met de chauffeur af daar morgen te gaan eten.
In het restaurant bestellen we een Koreaans gerecht dat aan je tafel op een hete plaat wordt klaargemaakt. Als we net beginnen komt de consultant van de Asian Development Bank binnen. We nodigen hem uit ons te vergezellen. We praten zowel gezellig als werk.
Om kwart over 9 komt de chauffeur en rijden we terug naar het hotel: totale transportkosten heen en terug 1 gulden. Terug op mijn kamer kijk ik wat basketbal, werk ondertussen mijn dagboek bij en ga daarna lezen.
Na een zware dag werk gaan we eten in Le Marquis. Het is inderdaad een heel leuk restaurant, gerund door een meisje dat net afgestudeerd is aan de Hogeschool van Maastricht. Ze werkt overdag bij de Mongolian Business Development Agency en s avonds heeft ze als hobby het restaurant. Ze praat uitstekend Engels en het is een dame met pit. Bij mijn collega kan ze al helemaal niet stuk, want speciaal op zijn verzoek laat ze chocolademousse maken.
Het is inmiddels compleet lente: zon, lekker weer, alle sneeuw smelt (dus overal plassen) en iedereen zit en loopt buiten. s Middags gaan we naar een cashmir shop, waar ik voor 58 gulden een trui koop die in Nederland zeker 300 gulden zou kosten. Onze Mongoolse collega Batsha heeft de dag van zijn leven als hij een legendarische Mongoolse worstelaar tegenkomt en die ook nog even de hand kan schudden: als een kind zo blij.
Tot 7 uur weer werken en dan naar het restaurant voor het afscheidsdiner. We hebben onze partners alleen gezegd dat het een verrassing is. Ze kennen Le Marquis inderdaad geen van drieën: het is toch leuk als je mensen kan verrassen in hun eigen stad. Na een hele leuke avond met veel lachen, grappen en lekker eten gaan we bij tienen terug naar het hotel. Ik pak mijn koffer(s) in en ga dan mijn dagboek bijwerken terwijl Jacques Brel uit de luidspreker van mijn computer komt: leve de CD-drive en de goede geluidskaart. Nog wat lezen en dan tegen middernacht slapen.
s Nachts om 10 over 3 staat er één of nadere idioot op de deur van de kamer naast mij te beuken en ondertussen te schreeuwen. Ik maak hem vrij giftig duidelijk dat hij zijn grote waffel moet houden omdat er mensen liggen te slapen, maar daarna duurt het wel een uur voordat ik zelf weer in slaap val.
Na het ontbijt en het uitchecken (wat nog heel wat voeten in de aarde heeft omdat er problemen zijn met de company credit card)gaan we met onze drie counterparts naar de luchthaven. Mijn collega had het al voorspeld: het is tijd dat we weggaan want het gaat sneeuwen. En inderdaad sneeuwt het een heel klein beetje als we in de auto stappen. Het inchecken gaat voorspoedig, we nemen afscheid van onze collegas (en krijgen alle drie een prent en een cadeautje) en gaan dan door de douane.
Er vertrekken vandaag 2 vliegtuigen van Ulaan Baatar International Airport en wij zijn de tweede, dus erg druk is het niet in de vertrekhal. Keurig om half 11 stijgen we op en vliegen over, langs en door de wolken in 1 uur en 50 minuten naar Beijing. We komen tegelijk met een vlucht van Air Ukraine aan met allemaal gillende, schreeuwende, onbeschofte Russen/Oekrainers, maar zij moeten allemaal nog een arrival card invullen, dus de douane gaat veel sneller dan verwacht. De bagage is er ook vrijwel direct en zo staan we om kwart voor 1 al buiten.